Preek tijdens de Mis ter ere van de heilige Geest voorafgaand aan de verkiezing van de 18e bisschop van Haarlem op zaterdag 19 april 2008 in de kathedrale kerk te Haarlem door Mattijs Ploeger, tweede vicaris sede vacante
Ieders eigen verantwoordelijkheid jegens God en de gemeenschap
Het heeft iets eigenaardigs om voorafgaande aan een verkiezing de mis van de heilige Geest te vieren. Het heeft iets van een relict uit oude tijden, toen men nog geloofde dat de mens wikt, maar God beschikt. Ja, je zou zelfs kunnen menen dat het iets hypocriets heeft: eerst de heilige Geest aanroepen en daarna zelf het stembriefje invullen.
Toen ik een tijdje geleden in Egmond een kerkbestuursvergadering voorzat, waarin een moeilijke beslissing genomen moest worden, opende ik die vergadering met een blijkbaar zó vurig gebed om de bijstand van de heilige Geest, dat een kerkmeester na het gebed zei: "Ik begrijp dat je bezig bent de verantwoordelijkheid af te schuiven."
Welnu, dàt kan vandaag niet de bedoeling zijn. Wij mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid, die we niet afschuiven. Juist in de oud-katholieke kerk benadrukken we altijd, dat we elkaar niet de wet voorschrijven, omdat ieder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid heeft. Daardoor lijkt het alsof in onze kerk geldt: "Doe maar wat je leuk vindt. Alles mag, alles kan." Inderdaad - er kan veel in onze kerk. Niet omdat we maar wat aanrommelen, maar omdat ieder mens in geweten verantwoordelijk is tegenover God en de gemeenschap. Dat klinkt toch anders dan: "Alles mag, alles kan." Ieder is in geweten verantwoordelijk tegenover God en de gemeenschap.
Een kerk waar je zelf mede-verantwoordelijk bent voor je geloof en je levenshouding is niet een makkelijker kerk, maar een moeilijker kerk. Twee dingen zijn makkelijk: òfwel alle instructies van bovenaf ontvangen, òfwel alleen maar doen wat jou goeddunkt. Moeilijker wordt het, wanneer je een eigen verantwoordelijkheid hebt tegenover God en de gemeenschap. Dat wil zeggen: je mag tot op zekere hoogte doen wat je goeddunkt, als je dat ook maar een plaats weet te geven binnen het geheel van de kerkgemeenschap. Die balans wordt jou niet door de kerk opgelegd; voor die balans ben jij zelf mede-verantwoordelijk. Het gaat erom dat je eigen geloof gevoed wordt èn dat jij jezelf, met jouw eigenheid, voegt in het grotere geheel van de kerk.
Gaven van de heilige Geest tot opbouw van het lichaam van Christus
Precies dàt beschrijft Paulus in de tweede Schriftlezing (1 Korintiërs 12,4-14). Ieder van ons heeft een genadegave ontvangen van de heilige Geest. In doop en vormsel is ons de heilige Geest geschonken. Weet u wel: de Geest die je niet kunt zien, maar wel kunt voelen in jezelf en om je heen. De Geest die wordt afgebeeld als een duif, omdat de Geest de verbinding legt tussen hemel en aarde, tussen God en mens. De Geest die ons verbindt met God, de Geest die ons één maakt met Jezus Christus. Die Geest heeft aan ieder van ons gaven, talenten geschonken - alleen, het zijn wel verschillende gaven en talenten.
Paulus verwoordt dat door die onsterfelijke vergelijking van de kerk met het lichaam van Jezus Christus. Paulus zegt: Wij zijn Christus! (vgl. 1 Korintiërs 12,12). Hij is ons hoofd in de hemel, wij zijn zijn lichaam op aarde. En nog meer dan in de tijd van Paulus weten wij in ònze tijd dat een lichaam een uitgebalanceerd geheel is van ontelbare factoren, organen, chemische processen. Er hoeft maar een stofje te ontbreken en je bent "uit balans", lichamelijk en geestelijk.
Zo is het ook met het lichaam van Christus, de kerk. Dat is niet een eenvoudig instituut, dat wel even geleid kan worden vanuit één visie, één deskundigheid, vanuit één kijk op God, mens en wereld. Nee, er hoeft maar één orgaan of één chemisch stofje te ontbreken, en het lichaam de kerk is uit balans. Daarom brengt de één een liturgische spiritualiteit binnen, de ander een diakonale. De één brengt pastorale fijngevoeligheid binnen, de ander bestuurlijke slagvaardigheid. De één brengt kennis en diepgang binnen, de ander gevoel en praktijkervaring. Dat zijn natuurlijk geen tegenstellingen, maar aspecten van de rijkdom van God, van Christus, van de Geest; aspecten van de rijkdom van de kerk in deze wereld. Daarom heeft iedere christen de roeping, zijn of haar eigen ervaringen, eigen opvattingen en eigen geloofsaccenten in te brengen in het grotere geheel van de kerkgemeenschap.
Over het bisschopsambt
Vandaag kiezen wij iemand aan wie wij vragen zijn of haar gaven en talenten op bijzondere wijze in te brengen in het grotere geheel. Maar ook de persoon die vandaag tot bisschop gekozen gaat worden, zal - om in de beeldspraak van Paulus te blijven - niet méér zijn dan een oog òf een oor, een hand òf een voet. Hoe graag we ook een schaap met vijf poten willen kiezen, niemand is in staat aan alle aspecten van het kerkzijn evenveel recht te doen, aan alle verwachtingen te beantwoorden. We kiezen vandaag dan ook geen Superman of Mega Mindy; we kiezen, heel gewoon, onze bisschop.
Heel gewoon. Want één van de dingen die we van Bert Wirix hebben geleerd, is dat de waarde van het bisschopsambt niet gelegen is in "vreemde hoeden", maar in persoonlijk voorgangerschap. Het is dan ook geen vergissing dat we nog ons kleine bisdom Haarlem hebben. We zijn niet per ongeluk vergeten het op te heffen. Want het is een diepe oud-katholieke overtuiging - een vroeg-kerkelijke overtuiging - dat een bisdom geen indrukwekkend territorium is, maar een lokale kerk; dat een bisschop geen afstandelijk prelaat is, geen algemeen directeur en niet eens in de eerste plaats een bestuurder, maar onze liturgische voorganger, onze verkondiger van de verrijzenis van de Heer. De bisschop is degene die in ons midden hèm present stelt, die de herder en bisschop van onze zielen is (vgl. 1 Petrus 2,25): Christus, de levende.
Niemand kan dat uit zichzelf doen. En zelfs met de hulp van de heilige Geest kan niemand dat werkelijk overtuigend doen. De bisschop blijft een mens met beperkingen - te lief of te streng, te geleerd of te eenvoudig, het is nooit goed - dat voorspel ik u alvast. En daarom moeten we, tot onze troost, maar steeds blijven denken aan de tweede lezing: de kerk bestaat uit het héle lichaam, niet uit één lid, hoe belangrijk ook.
De viering rond Schrift en Tafel als het hart van de kerk
Maar er is één moment, waarop we tòch dicht in de buurt komen. Dicht in de buurt van het ideaal van kerkzijn. Dicht in de buurt van onze intense verbondenheid met Christus en met elkaar. Dat is wanneer wij vierend samenkomen rond de Schrift en de Tafel. Hier is het lichaam van Christus present: wij, met al onze verscheidenheid aan gaven en talenten. Hier worden wij gevoed met het lichaam van Christus om steeds opnieuw te worden tot lichaam van Christus in deze wereld. Hier knappen wij niet af op de menselijke woorden, die nèt niet helemaal recht doen aan wat ik geloof of jij, want hier spreekt God, hier spreekt Christus woorden van leven, weerbarstig en troostrijk. Hier is even geen kerkpolitiek gehakketak over liturgie of diakonaat, over verouderd of relevant, want hier breken en delen we met elkaar, zodat iedereen genoeg heeft; van hieruit leven wij eucharistisch en diakonaal de wereld in.
Daarom is de bisschop - gewoon - onze voorganger, onze voortrekker. Opdat al onze verschillende karakters, opvattingen en belevingen zouden samenvloeien tot welzijn van heel de gemeenschap. En reken maar dat dat uitstraling zal hebben naar de wereld om ons heen!
Geloof dat probeert te begrijpen
Een oud-katholieke theologische
benadering van de hand van
Mattijs Ploeger. Een nieuw deel
in de Seminariereeks.
Website van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland | Bisschoppelijk bureau: Kon. Wilhelminalaan 3, 3818 HN Amersfoort | Tel. 033 - 462 08 75