Raamnota Uitzicht op groei (oktober 2006)

 

Raamnota                    

 

Uitzicht op groei

               

 

Beleidsnota oktober 2006

Collegiaal Bestuur

  

 

 

 

 

 

 

  INHOUD

  1. Inleiding
  2. Kerkopbouw in een missionair perspectief
  3. Het oud-katholiek-zijn "doorgeven"
  4. Publiciteit
  5. De werkers
  6. De financiën
  7. De landelijke organisatie
  8. Tijdlijn
  9. Slot

O.  INLEIDING 

Een kerk is een gemeenschap van mensen die door de Heer God is geroepen om in het voetspoor van Jezus Christus en geleid door de Geest diens boodschap van gerechtigheid en vrede in de wereld gestalte te geven.
De Oud-Katholieke Kerk doet dat met name door het vieren van de eredienst, waarbij woord en sacrament de gelovigen sterken en tot een gemeenschap vormen voor Gods aangezicht; door in navolging van Jezus te getuigen van geloof, hoop en liefde en de unieke waarde van elk mensenleven te verdedigen tegen machten die die waarde schenden; door in de kracht van Gods Geest het verlangen levend te houden naar de wederkomst van Jezus en de voltooiing van Gods koninkrijk op aarde.
Hoewel de kerk de boodschap van Gods liefde voor de mens, zoals die voor eens en altijd is geopenbaard in het leven, sterven en verrijzen van Jezus, onder woorden heeft gebracht in haar liturgie en geloofsbelijdenissen, kan zij zich juist met het oog op haar zending in een telkens veranderende wereld en het doorgeven van de evangelische boodschap aan komende generaties, niet onttrekken aan een voortdurende doordenking van haar geloof.

In dit beleidsplan zet het Collegiaal Bestuur lijnen uit voor het functioneren van de kerk voor de komende jaren. Het is zich ervan bewust dat de speelruimte voor echt nieuw beleid beperkt is, doordat veel van de beleidspunten voortvloeien uit beslissingen in voorbije jaren; dat die speelruimte mede wordt bepaald door de omvang van de beschikbare financiën; en dat altijd geldt dat onvoorziene omstandigheden in de toekomst de plannen kunnen doorkruisen.
De belangrijkste aanbeveling uit het Breed Beraad-proces die het CB bij het opstellen van dit beleidsplan heeft geleid is dat de kerk niet alles tegelijk kan of moet doen. Liever beperken we onze aandacht en energie aan enkele beleidsterreinen waarop we dan ook intensief en geconcentreerd aan het werk gaan, dan dat we aan alles een beetje aandacht geven en daardoor eigenlijk nergens werkelijk goed aan toekomen.

In dit beleidsplan lijkt de blikrichting erg naar binnen te zijn gericht en lijkt de kerkelijke verantwoordelijkheid op de gebieden van maatschappelijke inzet, diaconaat en oecumene niet of slechts summier aan de orde te komen. Dat wil niet zeggen dat deze onderwerpen voor het Collegiaal Bestuur niet (meer) belangrijk zouden zijn. Maar het Bestuur kiest ervoor eerst aandacht te geven aan de organisatie van de kerk, aan haar werkers en middelen, om goed toegerust in een later stadium de opdracht van de kerk naar buiten toe gestalte te kunnen geven.

Het Collegiaal Bestuur heeft er voor gekozen dit beleidplan te gieten in de vorm van een "raamnota" en hierop aansluitend per hoofdstuk met een meer uitgewerkte notitie te komen. Dit is mede ingegeven door de wens de verschillende onderwerpen zorgvuldig te behandelen en voor diverse onderwerpen is nog nader onderzoek nodig. Aan het slot van de nota staat aangegeven welke notities wanneer verwacht mogen worden.

Het Collegiaal Bestuur

H.Bavo 2006


1.  KERKOPBOUW IN EEN MISSIONAIR PERSPECTIEF

1.1. Kerkopbouw en evaluatie
Parochies zijn de concrete gemeenschappen waaruit de lokale kerk is opgebouwd. Het is op het niveau van de parochie dat door "vieren, leren en dienen" aan de kerk wordt gebouwd.  Van de parochie wordt verwacht dat ze in de plaatselijke context een eigen gestalte geeft aan de oud-katholieke identiteit en dat ze als gevolg daarvan een spirituele uitstraling heeft. De situatie van toenemende diaspora doet geen afbreuk aan de noodzaak om aan een vernieuwde gestalte van de parochie te werken.
Het is een primaire taak van het landelijke niveau parochies bij dit alles te ondersteunen.

  • Het Collegiaal bestuur ontwikkelt criteria waarmee de vitaliteit van parochies en van de experimentele kerkplekken wordt gemeten. Deze criteria worden verwerkt in een evaluatielijst, waarmee de parochies regelmatig worden geëvalueerd door het Collegiaal Bestuur. Dat gebeurt met name voorafgaand aan elk werkbezoek dat de diocesane bisschop brengt aan een parochie.
  • Het Collegiaal Bestuur stelt een parochieopbouwwerker ter beschikking van parochies die zich toeleggen op een toekomstgerichte ontwikkeling.
  • Dat een en ander zich op een gegeven ogenblik ook dient te vertalen in kwantitatieve groei is vanzelfsprekend. De pastorale formatie is mede afhankelijk van deze groei. De formatie die aan een parochie is toegekend wordt naar aanleiding van werkbezoek en evaluatie telkens opnieuw bekeken en aangepast aan de mate waarin de parochie erin slaagt de utdagingen waarvoor ze staat op te nemen.
    Indien over een langere termijn een negatieve groei vastgesteld wordt, wordt ook de formatie teruggeschroefd. Dat biedt het Collegiaal Bestuur de ruimte om op andere plekken waar een positieve groei wordt gerealiseerd meer formatie te investeren.

1.2  Pastoraal Fonds
Vaak wordt vastgesteld dat onze kerk een schuilkerk gebleven is. We hebben een spontane neiging om ons naar binnen te keren. Het Breed Beraad legt meermaals de vinger op deze wonde en spoort het Bestuur aan maatregelen te nemen die van aard zijn een cultuuromslag op dit punt mogelijk te vergemakkelijken. Opbouwprojecten die rechtstreeks inzetten op de groei van de parochie zijn in dit kader van essentieel belang.

  • Het pastoraal fonds is bedoeld voor het mogelijk maken van extra formatie die een tijdelijk karakter heeft. Gedurende een periode van drie tot vijf jaar leidt bijkomende inspanning tot kwalitatieve en kwantitatieve groei.
  • Wanneer een parochie een aanvraag indient in het kader van het Pastorale Fonds conform de bestaande procedure, wordt gevraagd de bovengenoemde evaluatielijst in te vullen. De gegevens van de vragenlijst zullen door het Collegiaal Bestuur worden meegenomen in de besluitvorming omtrent het al dan niet inwilligen van de aanvraag.

1.3  Een beperkt aantal nieuwe plekken
Er wordt van onze kerk verwacht dat ze meer naar buiten treedt. We zijn het aan onze boodschap verplicht en het vormt bovendien een belangrijke voorwaarde om er leden bij te krijgen.

  • Ruim tien jaar al heeft onze kerk geïnvesteerd in de ontwikkeling van nieuwe kerkplekken. Deze experimenten zijn gevolgd door het Collegiaal Bestuur en hebben een eigen jaarlijks overleg in de vorm van het diasporaberaad (omgedoopt tot "Kerk in Beweging"). Deze experimenten worden ook door de parochieopbouwwerker met raad en daad bijgestaan waar het gaat om de reflectie op en het plannen van nieuwe stappen in hun ontwikkeling.
  • Voor de verschillende experimentele parochiekernen gelden strikte afspraken in verband met rapportage en evaluatie. Bij gebleken onvoldoende vitaliteit zet het Collegiaal Bestuur een punt achter een bepaald experiment. Centraal in de ontwikkelde criteria is een voldoende aanwas van het ledental, die gepaard gaat met een opgaande lijn met betrekking tot de inkomsten.
  • Het Collegiaal Bestuur wil verder investeren in deze experimentele kernen in zoverre dat vanuit de vitaliteit van een kern ook verantwoord kan worden.
    Het Collegiaal Bestuur stemt alleen in met nieuwe experimentele kernen nadat gebleken is dat sommige van de huidige op eigen benen verder kunnen.

1.4  Pastoraat
In verschillende synodes werd de afgelopen jaren de vraag gesteld naar een overzicht van de taken van een pastoor, de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, de organisatie van het pastoraat, de loopbaanplanning en eventuele verdere wensen.
In het werkboekje Breed Beraad werd een rapportage opgenomen van de werkgroep Pastoraat, die tot een globaal overzicht van het takenpakket van een pastoor kwam. Tevens werden deze taken naar prioriteit geordend.
Het Collegiaal Bestuur accepteert de geformuleerde taken en de vaststelling van de prioriteiten als uitgangspunt voor het takenpakket van een pastoor.

1.4.1. De taken van de pastoor

  • De werkgroep Pastoraat (Breed Beraad) komt tot zestien taken van een pastoor, met als belangrijkste het liturgisch functioneren, het contact met parochianen in de vorm van huisbezoek, persoonlijke begeleiding of motivering, en het coördinerende werk in de parochie. De algemene beschrijving van de taken en het bijbehorende tijdsbeslag komen aan de orde in het Personeelsbeleidsplan, dat in voorbereiding is.
  • Het Bestuur heeft ook geconcludeerd dat er in elke afzonderlijke situatie een gekwantificeerde omschrijving moet komen van de taken van een pastoor om hiermee recht te doen aan de pluriformiteit die de kerk in de situaties van haar parochies kenmerkt. Tegelijkertijd biedt dat de gelegenheid tot sturing en ondersteuning. Een omschrijving werkt verhelderend naar de pastoor toe, naar de parochie toe en naar de kerk als geheel toe, die het overzicht houdt van wat zij aan pastorale zorg aan haar leden aanbiedt en in staat wordt gesteld dit aanbod periodiek, bijvoorbeeld bij een pastoorswisseling, te evalueren en bij te stellen.

1.4.2.  De organisatie van het pastoraat

  • Volgens het Statuut fungeert de pastoor als eindverantwoordelijke in een parochie. Omdat hij/zij meestal ook de enige betaalde kracht is, betekent dit dat hij/zij een uitzonderingspositie bekleedt die door de ambtswijding nog wordt versterkt.
  • Een pastoor verricht zijn werk niet eenzaam vanuit een bastion, maar staat als het goed is midden in een maatschappelijke context die hij/zij deelt met anderen. Die laatsten zijn niet alleen de parochianen, maar ook de collega's van andere confessies die opereren in hetzelfde gebied als de oud-katholieke parochie. Maar het zijn ook de oud-katholieke collega's in het verband van regio of bisdom. In het verleden zijn in sommige regio's vruchtbare vormen van samenwerking ontstaan, die hun waarde tot op de dag van vandaag bewijzen. De diversiteit van onze kerk bracht met zich mee dat er ook parochies waren waar de regiovorming minder goed van de grond kwam, terwijl er wel degelijk sprake is van collegiale samenwerking en ondersteuning.
    Het bisdom is volgens oud-katholieke ecclesiologische opvattingen de basiseenheid van de kerk. Het is goed deze gedachte te benadrukken om te voorkomen dat een parochie in zichzelf opgaat of zich afsluit voor wat er om haar heen gebeurt.
    Een nadere uitwerking van het voorgaande vindt eveneens een plaats in het genoemde personeelsbeleidsplan.

1.5  Liturgie
Er wordt vastgesteld dat hoe mooi onze liturgie ook mag zijn een aantal mensen zich er niet in thuis voelt en dat mensen er zich vaak ook niet helemaal in herkennen. De vraag is immers waarom het kerkbezoek bijvoorbeeld niet hoger ligt? Dat heeft natuurlijk te maken met gegevens die buiten de liturgie liggen, maar ongetwijfeld ook met aspecten die eigen zijn aan onze liturgische cultuur zelf. Te denken valt dan aan het taalgebruik, de hoge drempel van bepaalde rituelen, de levensnabijheid van de preek, een mogelijk overdreven accent op formaliteit,. De vraag is of in de liturgie wel wordt aangesloten bij wat in kerk en wereld leeft en of daarvoor niet meer creativiteit nodig is.
Het Bestuur vraagt zich ook af of er wel voldoende gebruik wordt gemaakt van de creativiteit die zeker op het grondvlak aanwezig is. Op dit punt komt de kwestie van de liturgische vorming en van de begeleiding van eventuele liturgische experimenten in parochies (opnieuw) ter tafel. Vragen aangaande de vieringen zullen eveneens deel uitmaken van het eerder genoemde evaluatieformulier. 

1.5.1  Evaluatie

  • Het Bestuur geeft de Liturgische Commissie de opdracht een evaluatief rapport inzake de liturgische praktijk op te stellen teneinde een eventuele update van het kerkboek (op de langere termijn) voor te bereiden. Het rapport betreft niet alleen de liturgische teksten en vormen maar ook vragen naar de homiletiek, de levensnabijheid van preken, voorbeden e.d. 
    Het rapport wordt op korte termijn verlangd.
  • Het Bestuur draagt de Commissie tevens op te inventariseren welke alternatieve liturgische vormen en teksten in de parochies zijn ontwikkeld en die ook beschikbaar te maken voor gebruik door andere(n).

1.5.2  Begeleidende rol

  • Het Bestuur gaat met de Liturgische Commissie in overleg over een meer actieve en begeleidende opstelling waarbij het grondvlak meer inspiratie van de Commissie kan verwachten en omgekeerd. Niet om het liturgisch leven in een strak keurslijf te wringen, wel om te voorkomen dat de kwaliteit lijdt onder de creativiteit.

 1.5.3  Liturgie en jongeren

  • Het Collegiaal Bestuur besteedt bijzondere aandacht aan de relatie tussen de liturgie enerzijds en kinderen en jongeren anderzijds.

1.5.4  Liturgisch vormingswerk

  • Liturgisch vormingswerk op het parochieniveau en het uitwerken van vormen en teksten voor persoonlijk gebruik en gebruik in kleine groep zijn eveneens dringende opgaven.

1.6  Ledenwerving
Het Breed Beraad stelt terecht dat de daling van het aantal leden onmiskenbaar is. Een wervende houding is niet alleen niet verkeerd maar integendeel broodnodig. Een analyse waarom mensen toetreden is zeer wenselijk.

1.6.1  Inventarisatie

  • Het Collegiaal Bestuur laat inventariseren waarom mensen toetreden tot (of zelfs herintreden in) onze kerk. Daartoe wordt een formulier ontworpen dat aan de pastores ter invulling zal worden aangeboden.
  • De uitkomsten van dit beperkte en vooral zeer praktische "onderzoek" vormt het uitgangspunt voor een bespreking van het thema in de provinciale synode van 2007.
  • Naar aanleiding van de resultaten van die bespreking beziet het Bestuur hoe ledenwerving actief kan gestimuleerd worden.

1.7  Ten dienste van velen
De verkondiging van het Koninkrijk wordt door het Breed Beraad terecht als de primaire doelstelling van onze hele kerkelijke bezig-zijn gezien. "Evangeliseren" is daarbij een term die niet vermeden wordt, integendeel er wordt opgeroepen duidelijk te maken wat wij als Oud-Katholieke Kerk daaronder verstaan teneinde een en ander ook - weliswaar op de eigen en dus beperkte maat - in  praktijk te brengen. Ten aanzien van de publiciteit wordt eveneens een meer verwelkomende en open houding bepleit en het moge duidelijk zijn dat de gewenste openheid het resultaat is van het cultiveren van deze zorg om 'de verkondiging van het Koninkrijk".

1.7.1  Bijzondere initiatieven
Tegen deze achtergrond en voortbouwende op aanzetten van beleid die reeds vroeger werden geformuleerd, wijst het Collegiaal bestuur op twee min of meer nieuwe initiatieven, die rechtstreeks inhaken op de behoefte ook de missionaire kant van ons kerk-zijn gestalte te geven.

  • Mission to Seafarers:  er is een samenwerkingscontract met de Anglicaanse Mission to Seafarers te Vlissingen tot stand is gekomen. Kern is dat de Anglicaanse Bisschop van Gribraltar aan de Aartsbisschop van Utrecht de bisschoppelijke supervisie over het pastoraat en de eredienst in de Mission vraagt uit te voeren.
    Een door de internationale organisatie van de Mission gefinancierde pastorale formatie van 0,8 fte kan door het Collegiaal Bestuur worden ingevuld.
    Gekoppeld aan de pastorale zorg voor de Statie Zeeland wordt zo een fulltime pastorale plaats in Zeeland gerealiseerd.
  • B. Citypastoraat: het Collegiaal Bestuur gaat verder met het project van het City-pastoraat te Rotterdam, waaraan al veel is voorbereid.  Onderzoek heeft uitgewezen dat er een duidelijke behoefte bestaat aan een pastoraal-liturgisch-cultureel aanbod in de Rotterdamse binnenstad. Concreet wordt gezocht naar een geschikte man of vrouw, die leiding aan het project kan geven.

 1.7.2  Rituelen beschikbaar voor derden?

  • Bij onze missionaire opdracht hoort ook dat we meer inspelen op de behoefte aan rituelen die onder rand- en buitenkerkelijke mensen duidelijk bestaat. Hier ligt een kans om het evangelie te verkondigen. Nu zijn deze mensen veelal aangewezen op commerciële bureautjes of ze komen met hun vraag bij een pastoor die vaak geen andere utweg ziet dat simpelweg een bepaald sacrament aan te bieden en te bedienen.
    Het Collegiaal Bestuur stelt voor dat onze kerk een specifiek aanbod, dat enerzijds inspeelt op de behoefte en anderzijds ook theologisch verantwoord is (incl. criteria voor wat, voor wie beschikbaar is), voor deze doelgroep uitwerkt. Het Collegiaal Bestuur legt de opdracht bij de Provinciale Synode deze problematiek verder te onderzoeken en op termijn van een jaar daarover te rapporteren.

 1.7.3 Categoriaal Pastoraat

  • Een aantal van onze pastores is werkzaam in het categoriale pastoraat, veelal in het zieken- en verpleeghuis maar niet uitsluitend.
    Het Collegiaal Bestuur staat positief ten opzichte van deze ontwikkeling en draagt daarom bijzonder zorg voor de goede integratie van deze pastores in onze kerk. De kerkelijke zending die zij ontvangen en die voor het Collegiaal Bestuur essentieel is voor hun pastoraal functioneren, moet niet alleen gezien worden als een garantie voor hun professionaliteit maar eveneens voor het feit dat de kerk zich door hen ook committeert aan mensen in nood. Een en ander betekent dat we de interesse voor het werk van deze pastores zowel bij de collega's in de parochies als bij de parochianen zelf moeten cultiveren.
    Het Collegiaal Bestuur is van mening dat kandidaat pastores ook met het oog op het werk in het categoriale pastoraat gewijd kunnen worden. Dat is trouwens in het verleden reeds meer dan eens het geval geweest. Dat betekent dat het de studenten, die afstuderen aan onze opleiding, vrij staat eventueel op zoek te gaan naar een werkplek in het categoriale pastoraat.
    Het Collegiaal Bestuur sluit niet de ogen voor een ander effect, nl. het minder beschikbaar zijn van geestelijken voor arbeid in de kerk. 

2.  HET OUD-KATHOLIEK-ZIJN "DOORGEVEN"

2.1 Toerusting
Volgens de Beleidsconferentie dient het toerustingwerk in onze kerk een duidelijke prioriteit te krijgen. Zo stelt de brochure dat toerusting van alle gelovigen meer dan ooit noodzakelijk is en bovendien "de overdracht naar anderen" dient. Een en ander wordt onmiddellijk verbonden met het helder maken van onze identiteit zowel naar binnen als naar buiten toe. Daarom moet "geloofscommunicatie" versterkt worden. (p. 10-11) Overigens is door dezelfde beleidsconferentie niet alleen een lovenswaardige  poging gedaan om in enkele zinnen "een aanzet tot Oud-Katholieke identiteit"  te formuleren (p.5), men voegde er eveneens een lijst van kenmerken aan toe waaruit deze identiteit zowel landelijk als lokaal zou kunnen blijken (p.6-7)

  • Het Collegiaal Bestuur zet zich in voor wat genoemd wordt een "nieuwe cultuur van geloofscommunicatie". Dat betekent dat het Bestuur de medegelovigen duidelijke stimulansen wil geven om meer te leren over de inhoud van het oud-katholiek-zijn en dat het hen tegelijk wil aanzetten om over die identiteit meer te communiceren zowel met elkaar als met niet-oud-katholieken.

 2.1.1 Aanbod parochies

  • Het Collegiaal Bestuur verwacht dat iedere parochie in zijn jaarprogramma een toerustingaanbod heeft voor werving en binding. Het bestuur is zich bewust van het rijke aanbod dat door verschillende parochies elk jaar opnieuw wordt georganiseerd, maar dat is niet overal het geval..

 2.1.2 Landelijk inventariseren

  • Het Bestuur heeft waardering voor het toerustingaanbod, dat  landelijke verenigingen,  commissies of werkgroepen aanbieden. Met het doel de uitstraling van dit rijke aanbod eventueel nog te vergroten, wil het bestuur komen tot een inventarisatie ervan. Deze inventarisatie mondt uit in een databank die moet toelaten breder te signaleren van wat op een bepaalde plek met succes wordt georganiseerd, teneinde de uitstraling van het initiatief te vergroten zodat het nog meer deelnemers kan trekken of opdat het eventueel elders kan overgenomen worden.

 2.1.3 Spiritualiteit

  • De algemene aandacht voor spiritualiteit en voor 'het mysterie' zoals dat in onze hedendaagse samenleving duidelijk een opleving kent, biedt ook kansen aan een authentieke en levensbetrokken verwoorde oud-katholieke identiteit. Het is de mening van het Bestuur dat daaraan wellicht te weinig aandacht wordt besteed binnen het toerustingaanbod zoals dat nu wordt aangeboden. Het Bestuur maakt zich sterk daarvoor het nodige materiaal te laten ontwikkelen en wil parochies motiveren geregeld een van deze "oud-katholieke thema's" aan de orde te stellen op gespreksavonden/wijkbijeenkomsten of anderszins.
    Het betreft dus een dienstverlening aan de parochies.

  2.1.4 Coördinatie

  • Het Collegiaal Bestuur is zich bewust van de complexiteit van opdracht en doelstelling en is er bovendien van overtuigd dat het stroomlijnen van het toerustingwerk met het oog op het verder bevorderen van een cultuur van geloofscommunicatie, slechts efficiënt kan gebeuren als dat gecoördineerd wordt.
    Het Bestuur zal erover waken dat er op niet al te lange termijn een concreet plan wordt aangeboden.

2.2 Jeugd
Niet alleen omdat de groep van jongeren en kinderen onder de 19 jaar meer dan tien procent van het ledenbestand uitmaakt, maar ook omdat het religieus en kerkelijke aspect een belangrijke bijdrage kan leveren aan de groei van jongeren tot evenwichtige en volwassen mensen, dient onze kerk een kinder- en jongerenpastoraat uit te bouwen. Daarbij wordt voorop gesteld dat wij de jongeren net als de volwassenen moeten respecteren in hun eigenheid en hen via catechese helpen hun gedachtewereld te ordenen en zaken te verhelderen. Belangrijk is dat we daarbij aansluiting zoeken bij hun leefwereld, die wellicht nog meer dan bij ons, enorm verschilt van enkele decennia geleden.

 2.2.1. Kinderkerk- en catechesewerk
Op het terrein van de catechese is in de afgelopen jaren een aantal belangrijke initiatieven genomen. Er is nu een catecheseaanbod voor jongeren van 10 tot 16 jaar, de basiscatechese en de vormselcatechese. Daarnaast werden een vijftiental parochiecatecheten "opgeleid", waarvan enkelen reeds intensief in de parochiecatechese zijn ingeschakeld.

  • Het Bestuur draagt de catechesecommissie op de nodige initiatieven te ontwikkelen om te stimuleren dat de hele parochie mede de catechese gaat dragen.

 2.1.2 Kinderkerk
De Catechesecommissie heeft de opdracht aanvaard om het kinderkerkwerk te ondersteunen en te begeleiden.

  • Het Bestuur voert met de commissie overleg over een aangepast maar degelijk inhoudelijk aanbod voor het kinderkerkwerk.

2.2.3 Jongerenwerk en jongerenpastoraat

  • Het Bestuur wil de band met de leiding van het kampwerk versterken en zorg dragen voor de kerkelijke context waarin dit belangrijke werk plaats vindt.
  • Het Collegiaal Bestuur evalueert het experiment van de jongerenbrief die het afgelopen jaar is gepubliceerd en de ervaringen met de twee jongerendagen van het bisdom Haarlem.
  • Het Bestuur organiseert op korte termijn een overleg met een ruimere groep van pastores en jongeren met als doel de lijn van het een vernieuwd jongerenpastoraat uit te zetten. Vermoedelijk zullen de regio's daarbij een belangrijke rol gaan spelen, alhoewel ook landelijke aansturing nodig zal blijven.

2.2.4 de coördinator voor catechese en jongerenpastoraat
Het vele werk dat de voorbije jaren is geleverd, is alleen mogelijk geweest omdat er een "trekker" was die zowel inhoudelijk als organisatorisch handen en voeten kon geven aan wat door bijvoorbeeld de catechesecommissie werd uitgedacht.

  • Het Bestuur onderzoekt de mogelijkheden om deze coördinerende taak op langere termijn te continueren.

3.  PUBLICITEIT EN PUBLIC RELATIONS
Het Collegiaal Bestuur onderkent het grote belang van Publiciteit zowel intern als extern.
De beraadslagingen in het Breed Beraad hebben als uitkomst dat meer sturing in de communicatie wordt gewenst. In het kader van de Groei-doelstelling wordt gevraagd om een grotere inzet van publicitaire middelen als ook om een verbetering van de kwaliteit. Gelijkertijd is het om redenen van overzichtelijkheid en praktische uitvoerbaarheid nuttig om geconcentreerd te zijn op haalbare doelen.
Ook de krapte van de financiële mogelijkheden dwingt tot het maken van keuzes.
Het Collegiaal bestuur is voornemens het Publiciteitsberaad op te heffen en zelf de verantwoordelijkheid voor het Publiciteitsbeleid op zich te nemen.

3.   Gecoördineerd beleid
Het Bestuur is ervan overtuigd dat alleen een gecoördineerd beleid, dat alle media bestrijkt, leidt tot het maximale resultaat. Hieronder vallen zowel de uitgave van een landelijk blad, de website, het foldermateriaal en andere publicitaire middelen. Overleg is nodig met de gremia die zich nu, deels onafhankelijk van elkaar, met de publiciteit bezig houden. 

  • Het Collegiaal Bestuur komt binnen een jaar met een beleidsnotitie communicatie met daarin concrete voorstellen inzake de publiciteit.

 3.1 Website
De website is het medium bij uitstek dat bij kan dragen aan "Groei' en  zowel intern als extern een zeer nuttige functie kan vervullen.Al in een vroeg stadium van het website tijdperk is dankzij de steun van de fondsen, maar vooral dankzij de secretaris van het bisschoppelijk bureau en anderen, een website opgezet en bijgehouden die de toets der kritiek goed kan doorstaan. Zie het goede zoekresultaat bij Google.
Onlangs is de vormgeving aangepast en er zullen verdere stappen worden gezet die tot verbetering zullen leiden. Een probleem bij dit belangrijke onderdeel  van ons Publiciteitsbeleid is het ontbreken van voldoende menskracht.

  • Het Collegiaal Bestuur stelt voor een klein werkgroepje te vormen dat de webmaster ondersteunt bij het schrijven van teksten en het uitvoeren van redactiewerkzaamheden.

3.2  Een Oud-Katholiek Blad
Het blad De Oud-Katholiek heeft een lange en waardevolle geschiedenis. Het gestaag teruglopen van het aantal abonnees en de structurele tekorten geven echter reden om over de doelstelling, vorm en inhoud van het blad na te denken. De redactie van De Oud-Katholiek heeft vorig jaar een lezersonderzoek verricht, de uitkomsten hiervan zullen een rol spelen bij de bezinning.

  • Het  Collegiaal Bestuur zal binnenkort met de Stichting Oud-Katholieke Pers en de redactie van de Oud-Katholiek overleggen over de mogelijkheden om te komen tot een communicatieplan waarvan het blad  een uiterst belangrijk onderdeel zal uitmaken.

3.3  Promotie DvD
Een kwalitatief goed gemaakte DVD is juist voor externe publiciteit bij uitstek geschikt. Bovendien geeft het parochies en groepen een instrument dat bij veel verschillende gelegenheden gebruikt kan worden om in korte tijd (16 à 18 minuten) een veelzijdig, eigentijds en sfeervol beeld neer te zetten van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland.  Dat kan vormgeving van onze identiteit opleveren. Uitgaande van de gedachte dat één beeld meer impact kan hebben dan 1000 woorden is het zeer de moeite waard om de productie van een dergelijke DVD na te streven.

  • Het Bestuur heeft de opdracht verstrekt tot het ontwerpen van een draaiboek en een bijbehorende kostenraming.

3.4    Internet Boekhandel
Oud-Katholieke uitgaven verdienen een grotere markt vanwege de kwaliteit van hetgeen wordt uitgegeven. Een internet boekhandel bereikt een groter publiek. Het Boekhuis wordt nu budgetneutraal op goede wijze door vrijwilligers gerund.

  • Het Collegiaal Bestuur stelt voor om het Centraal Boekhuis te koppelen aan een internet boekhandel. Enerzijds om onze eigen uitgaven beschikbaar te maken voor een groter publiek en anderzijds om een ruimer aanbod te verschaffen op theologisch/religieus gebied.. Een onderzoek naar de mogelijkheden is inmiddels gestart.

4.  DE WERKERS
De Oud-Katholieke Kerk mag zich gelukkig prijzen met het grote aantal actieve vrijwilligers naast de gehonoreerde krachten. Het is wel zaak dat vrijwilligers plezier in hun werk houden en niet alle opgenomen taken als lasten gaan ervaren. Het is een goede ontwikkeling dat door verantwoordelijken ook meer gezocht wordt naar kandidaten buiten de voor de hand liggende groep.

4.1    Vrijwilligersbeleid

  • Het Collegiaal Bestuur bezint zich op een vrijwilligersbeleid.

4.2  Personeelsbeleidsplan
Voor de gehonoreerde werkers, die ingezet zijn in het pastoraat, de opleiding, het bestuur en bisschoppelijk bureau zijn vele onderdelen van de arbeidsvoorwaarden apart geregeld. Mede op dringend advies van de Synode werkt het Collegiaal Bestuur aan de  voltooiing van een Personeelsbeleidplan, waarin ook primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden een plaats vinden. Onderdelen zijn de vereiste kwaliteiten voor het groeimodel, de primaire en secundair voorzieningen, nascholing en studiedagen, verloven, loopbaanplanning e.d.

  • Het Collegiaal Bestuur komt op korte termijn met een voorstel voor een personeelsbeleidsplan.

5.  DE FINANCIEN
De keuze aanduiding uit het werkboekje Breed Beraad zegt: "Verbeter de financiële betrokkenheid van de leden."
Vanuit de citaten die vervolgens zijn vermeld in de agenda van de synode Breed Beraad volgt onderstaand het voorgenomen beleid van het Collegiaal Bestuur en in het bijzonder de Thesaurier Generaal voor de komende jaren.

5.1.  Stimulering besef financiële betrokkenheid leden
Door het solidariteitsbeginsel dat onze Oud-Katholiek Kerk al ruim 40 jaar kent is dit besef onder de leden een zorg geworden van kerkbesturen en Collegiaal Bestuur. Sinds enkele jaren is Commissie Geldwerving actief binnen de kerk om dit besef weer meer een zorg van de leden te laten zijn door stimulering van de vrijwillige bijdragen in het kader van de Actie Kerkbalans. Het lijkt of deze activiteiten succes hebben gezien de toename van opbrengsten uit de levende kerk.
Toch blijft de groei van deze opbrengsten achter bij de kosten die de levende kerk met zich meebrengt. De honoraria van onze pastores vormen hiervan het grootste gedeelte en zouden idealiter gedekt moeten (kunnen) worden vanuit de bijdragen van de leden.
Werkelijkheid is echter dat die dekking er niet is en de begroting jaarlijks een tekort vertoont. Conclusie hieruit is dat het besef en de bijdragen van leden nog te klein is en maatregelen nodig zijn.

5.1.1  Actieplan kerkbesturen

  • Om kerkbesturen en parochianen inzicht te verschaffen voor de directe financiële betrokkenheid publiceert het Collegiaal Bestuur jaarlijks de kosten en opbrengsten per parochie.
  • De kerkbesturen voeren vanuit deze overzichten gericht beleid op het in balans brengen van de kosten en opbrengsten op dit gebied.
  • De jaarlijkse overzichten en het door kerkbesturen gevoerde beleid vormen een onderdeel van de besprekingen tussen bisschop en kerkbestuur.

5.1.2  Commissie Geldwerving

  • De Commissie Geldwerving zet haar werkzaamheden voort en breidt ze uit. Niet alleen zal zij voorstellen doen tot groei van de vrijwillige bijdragen, maar ook voorstellen formuleren om de bijdragen minder vrijwillig te maken.

5.1.3  Voorstel wijziging solidariteitsbeginsel

  • Het huidige solidariteitsbeginsel is met name gebaseerd op ledenaantallen en derhalve op een kwantitatieve eenheid. Bijstelling van het solidariteitsbeginsel moet gericht zijn op een meer kwalitatieve uitgangspunten, waardoor pastorale inzet op meer aspecten wordt vastgesteld. Het Collegiaal Bestuur studeert op deze wijziging en komt in de synode 2007 met voorstellen.

5.2.  Centralisatie financiële administraties, beleggingen en onroerend goed
Een penningmeester in een parochie moet tegenwoordig bijna een vakman zijn, omdat er toch wel heel veel langs komt. Er mag geen roofbouw gepleegd worden op vrijwilligers. De landelijke kerk moet meer mogelijkheden bieden voor ondersteuning van penningmeesters bij de financiële administratie, bij het beheer van vermogen en bij de exploitatie en beheer van gebouwen. Zij moet daartoe toegerust worden met menskracht en deskundigheid.

  • Het Collegiaal Bestuur doet voorstellen tot regionale of centrale administratie, waaraan ook gekoppeld centraal vermogensbeheer en centraal gebouwenbeheer.  De Thesaurier Generaal onderzoekt momenteel de mogelijkheden en de consequenties en presenteert het beleidsvoorstel hiervan uiterlijk ter synode 2007.

5.3.   Organisatie Oud-Katholieke fondsen
Onze kerk kent draagkrachtige fondsen die ieder hun eigen ontstaans- en bestaanshistorie hebben die veelal ook gepaard gaat met een zelfstandig bestuur. Sinds een aantal jaren lopen er afspraken met deze fondsen om in een jaarlijks fondsenberaad de financieringsbehoefte van projecten te bespreken en daarvoor bij de fondsen financiële dekking te krijgen. Ook hebben enkele fondsen gedurende twee jaar borg gestaan voor de dekking van het begrotingstekort van onze kerk, waarvoor wij hen zeer erkentelijk zijn. Met ingang van 2006 is aan die situatie een einde gekomen.

  • Het Collegiaal Bestuur i.c. de Thesaurier Generaal streeft er naar om met de fondsen tot een convenant te komen, waarin zij jaarlijks een financiële bijdrage willen leveren aan de landelijke kerk.

5.4.  Nieuw beleid
Het streven naar groei brengt nieuw beleid met zich mee dat in financiële zin hoogstwaarschijnlijk met een groei van de kosten gepaard zal gaan. Gezien het nu al aanwezige begrotingstekort is het niet denkbeeldig dat dit tekort in de komende jaren verder zal oplopen. Tekorten kunnen slechts gedekt kunnen worden door een verdere verhoging van de heffingen, hoewel hieraan ook bezwaren kleven en de mogelijkheden daartoe ook eindig zijn. Nieuw beleid ten laste van het vermogen zal slechts in specifieke gevallen mogelijk zijn.

  • De Thesaurier Generaal komt met voorstellen.

6  DE LANDELIJKE ORGANISATIE

6.1.  Organisatie onderzoek
Over het lopende onderzoek naar de organisatie, dat het Collegiaal Bestuur heeft uitbesteed aan de Sesamacademie, werd al uitvoerig bericht in de synode van 10 juni 2006 (gepubliceerd in het BMB van juli 2006).

  • Het Collegiaal Bestuur heeft de Sesamacademie een vervolgopdracht verstrekt om de wijze van werken van het Collegiaal Bestuur en de ondersteunende organisatie (Bisschoppelijk Bureau) te onderzoeken en te adviseren over mogelijke verbeteringen.

6.2.  Vermindering aantal commissies
Onze kerk kent een groot aantal commissies die onder mandaat van het Collegiaal Bestuur adviserend en/of uitvoerend zijn op specifieke aandachtsgebieden. Veelal zijn deze commissies al vele jaren actief en is de mandatering niet aangepast aan veranderingen die de betreffende aandachtsgebieden raken.

  • Het Collegiaal Bestuur streeft in de komende naar vermindering van het aantal commissies door het clusteren van aandachtsgebieden en samenvoeging van commissies om de aanwezige deskundigheid zo veel mogelijk te bundelen en daardoor beter tot zijn recht te laten komen.

7. De tijdlijn
De raamnota beschrijft een beleid voor de komende vijf jaren. Niet alle onderdelen  zullen in het eerste jaar gerealiseerd kunnen worden.
Het Collegiaal Bestuur heeft in de bovenstaande hoofdstukken een aantal nadere notities toegezegd. De volgende notities kunnen worden verwacht:

1.         januari 2007               Personeelsbeleidsplan (hoofdstuk 2 en 4)
2.         maart 2007                 Notitie Kerkopbouw en formatieplan (Hoofdstuk 1)
3.         april 2007                   Notitie Organisatie (hoofdstuk 6)
4.         juni 2007                    Notitie Toerusting (hoofdstuk 2)
5.         september 2007          Notitie Communicatie (hoofdstuk 3)
6.         oktober 2007              Notitie Financiën 


8. Slot
Bovenstaande hoofdstukken beschrijven beleid met betrekking tot de prioriteiten, zoals die uit het Breed Beraad naar voren zijn gekomen. Dat betekent niet dat alle andere aandachtsvelden, die niet genoemd zijn, niet meer van belang zijn of verwaarloosd moeten worden; het betekent wel dat aan die velden geen extra inspanning of financiële injectie wordt gegeven in de jaren 2007-2011. Te denken valt aan de oecumenische activiteit, de ethiek, het diaconaat en de zorg voor het kerkelijk erfgoed. Het Bestuur vertrouwt erop dat de kerkleden, die zich nu op deze gebieden actief inzetten hiermee zullen blijven doorgaan.

Het Collegiaal Bestuur

oktober 2006

 

Website van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland | Bisschoppelijk bureau: Kon. Wilhelminalaan 3, 3818 HN Amersfoort | Tel. 033 - 462 08 75