Nederlands
1. Wij houden vast aan de grondstelling der oude kerk, welke Vincentius van Lerinum in deze stelling heeft uitgesproken: "Id teneamus quod ubique, quod semper, quod ab omnibus creditum est; hoc est enim vere proprieque catholicum" (Houden wij vast, wat overal, wat altijd, wat door allen geloofd is, want dit is waarlijk en eigenlijk katholiek). Wij houden daarom vast aan het geloof van de oude kerk, zoals het in de oecumenische geloofsbelijdenissen en in de algemeen aangenomen leerstellige uitspraken van de oecumenische synoden der onverdeelde kerk van de eerste tien eeuwen uitgedrukt is.
2. Als met het geloof der oude kerk in tegenspraak en de oude kerkelijke grondwet vernietigend verwerpen wij de Vaticaanse besluiten van de 18 juli 1870 over de onfeilbaarheid en het alomvattend bisschopsambt of de kerkelijke oppermacht van de paus van Rome. Dat belet ons echter niet het historische primaatschap te erkennen, zoals verscheidene oecumenische concilies en de vaders der oude kerk dat aan de bisschop van Rome als de 'primus inter pares' (de eerste onder zijns gelijken) toegekend hebben met toestemming van de gehele kerk der eerste tien eeuwen.
3. Wij verwerpen ook, als in de Heilige Schrift en de overlevering der eerste eeuwen geen grond vindende, de verklaring van Pius IX van het jaar 1845 over de Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
4. Wat de andere in de laatste eeuwen door de bisschop van Rome uitgevaardigde leerstellige besluiten, de bullen Unigenitus, Auctorem fidei, de Syllabus van 1864 enz. betreft, zo verwerpen wij die, voorzover zij met de leer der oude kerk in tegenspraak zijn, en erkennen ze niet voor richtsnoer. Bovendien vernieuwen wij al die protesten, welke de Oud-Katholieke kerk van Holland in vroeger tijd reeds tegen Rome uitgevaardigd heeft.
5. Het concilie van Trente nemen wij niet aan in zijn besluiten, die de kerktucht betreffen, en zijn leerstellige uitspraken nemen wij slechts aan, voorzover zij met de leer der oude kerk overeenstemmen.
6. In aanmerking genomen, dat de heilige Eucharistie in de katholieke kerk van ouds het ware middelpunt van de godsdienst uitmaakt, houden wij het voor onze plicht ook te verklaren, dat wij het oude katholieke geloof omtrent het heilig sacrament des altaars in alle getrouwheid ongeschonden vasthouden, terwijl wij geloven, dat wij het Lichaam en Bloed onzes Heren Jezus Christus zelf onder de gedaanten van brood en wijn ontvangen.
7. De viering der Eucharistie in de kerk is niet een voortdurende herhaling of vernieuwing van het zoenoffer, dat Christus eens voor al op het kruis opgedragen heeft, maar haar offerkarakter bestaat daarin, dat zij de blijvende gedachtenis daarvan is en een op aarde plaats hebbende wezenlijke vertegenwoordiging van die ene offerande van Christus voor het heil der verloste mensheid, welke (volgens Hebr.9: 11,12) voortdurend door Christus opgedragen wordt, terwijl hij nu voor ons verschijnt voor het aanschijn Gods (Hebr. 9:24). Terwijl dit het karakter der Eucharistie is ten opzichte van het offer van Christus, is zij tegelijk een geheiligd offermaal waarin de gelovigen, het Lichaam en Bloed des Heren ontvangende, gemeenschap met elkander hebben (1 Kor. 10:17).
8. Wij hopen, dat het aan de bemoeiingen der godgeleerden gelukken zal, onder handhaving van het geloof der onverdeelde kerk, overeenstemming te verkrijgen omtrent de geschillen, die sedert de scheuringen in de kerk ontstaan zijn. Wij vermanen de aan ons bestuur onderworpen geestelijken in de preek en bij het onderricht op de wezenlijke christelijke geloofswaarheden, die de kerkelijke gezindten gemeenschappelijk belijden, in de eerste plaats de nadruk te leggen, bij de bespreking van de nog bestaande afwijkende leerstellingen elke krenking van de waarheid en van de liefde zorgvuldig te vermijden en de leden onzer gemeenten door woord en voorbeeld aan te sporen om tegenover andersdenkenden zich zo te gedragen als overeenkomt met de Geest van Jezus Christus, die onze Verlosser is.
9. Door getrouw vasthouden aan de leer van Jezus Christus, onder afwijzing van alle door de schuld der mensen daarmede vermengde dwalingen, alle kerkelijke misbruiken en heerszuchtige pogingen, menen wij met het beste gevolg het ongeloof en de onverschilligheid omtrent de godsdienst, het ergste kwaad van onze tijd, te kunnen tegengaan.
Utrecht, 24. September 1889
+Heykamp
+Rinkel
+Diependaal
+Reinkens
+Herzog