Preek bisschop Fritz-René Müller

Slotdienst - 11-08-06

Hoop van de gelovigen

Beste zusters en broeders,
Beste gemeente,

Het thema van het congres dat nu ten einde loopt, luidde: „De hoop die in ons leeft“. In de uitnodiging voor het congres werden met het oog op het werken aan dit thema de volgende vragen gesteld: welke hoop en welk verlangen zijn het, die ons christen vervullen? Welke hoop en visioenen hebben de Oud-Katholieke en de Anglicaanse kerk? Wat vervult ons eigenlijk? Hoe ziet deze hoop eruit? De vraag van de hoop wordt enerzijds in navolging van het woord uit de eerste brief van Petrus (3,15) als uitdaging gezien, ieder rekenschap te geven, die naar de hoop vraagt, die ons vervuld, aan de andere kant echter ook in verband gebracht met een verandering van waarden, die in de westelijke samenleving in de laatste tijd steeds meer op te merken valt en die de kerk in een soort isolement dringt. We staan dus voor de vraag, of we eigenlijk wel van hoop vervuld zijn, en welke inhoud die hoop dan heeft.

Onze hoop kan verschillende gezichten hebben. We hopen misschien succesvol te zijn en niet te falen. We hopen gezond te blijven, onze partner niet te verliezen, niet alleen te hoeven zijn. We hopen de angst te overwinnen. Ja, we hopen dat oorlog en allerlei soorten bedreiging uit de weg geruimd worden. Al deze soorten hoop hebben uiteindelijk “alleen“ met ons leven te maken. Maar is dat de hoop, waarvan de Heilige Schrift bijvoorbeeld in de brief aan de Romeinen (5, 1-5) spreekt?

“Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Heer Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen  tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods.  En niet alleen hierin, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt,  en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is.“

Daar ligt een beslissend punt: de Heilige Schrift maakt de hoop tot een element van het geloof en brengt hem in verband met God. Hoop is er slechts met het oog op de heerlijkheid van God, en hij ontwikkelt zich door verdrukking, volharding en beproefdheid.

De Latijns-Amerikaanse theoloog Clodovis Boff schrijft in een brief aan een Europese christen:

Als ik naar de christenen in Europa luister, onverschillig van welke richting, lijkt het mij, dat jullie in een soort ’kerkelijke winter’ leven, die met een culturele winter hand in hand gaat. Er is een crisis van historische verwachting. Er is gebrek aan hoop. En de Europese kerk bestaat misschien geloof en liefde, maar geen hoop. Men kan de Europanen het pessimisme en de scepsis uit de ogen aflezen, het staat in hun gezicht geschreven. Het is als mij een vriend na een verblijf in Europa gezegd heeft: “De Europeanen zien eruit als iemand die gegeten heeft, maar die het niet gesmaakt heeft.“

Zijn wij in Europa maatschappelijk, zijn onze kerken, dus ook de oud-katholieke en anglicaanse kerken moe geworden? Is het symptomatisch dat we voor ons congres uitgerekend het thema “Hoop“ gekozen hebben, om ons daarop te bezinnen> Is in onze Europese geseculariseerde wereld de hoop bezig te stikken? Kan de bijbelplaats uit de eerste brief aan Petrus ons nog uitdagen? “Wees steeds bereid, ieder rekenschap te geven, die naar de hoop vraagt die in u leeft.“ Heeft het werk op het congres tot stand gebracht, dat we dieper ernaar vragen, waarin de hoop bestaat, die ons als leden van onze kerken kan leiden? Is onze hoop een hoop van christenen, die ons smaakt, of allen maar van mensen die zonder eetlust gegeten hebben, voor wie de hoop echter slechts onverteerbare kost is, die ons niets anders dan buikpijn bezorgt? Klopt de stelling van de Latijns-Amerikaanse theoloog, dat er in de Europese kerken misschien nog geloof en liefde voorkomt, maar geen hoop?

Natuurlijk zijn er in onze kerken ook hoopvolle tekenen en veranderingen. Juist omdat onze maatschappij zich in een zingevingscrisis bevindt, ontwaakt bij veel mensen, vooral bij de jeugd, een verlangen naar antwoorden op beslissende levensvragen en naar solidariteit. In onze kleine oud-katholieke kerken engageren zich betrekkelijk veel gemeenteleden in het leven van de kerk. De toekomst van de kerk gaat hun aan het hart. Dat was vorig jaar bijvoorbeeld in Zwitserland te merken bij de Pastorale Synode in Winterthur. Ook de grote deelname en de discussies in de gespreksgroepen op ons congres hebben aangetoond, dat de opdracht en missie van onze kerken oud-katholieken en anglicanen niet onverschillig laten. Toch kunnen deze tekenen van verandering en ook onze discussies nog niet de eigenlijke grond zijn voor de hoop, die ons vervult. De bijbelteksten waarover we nagedacht hebben, en ook de lezingen in de diensten tonen ons, dat niet ons engagement, maar alleen Jezus Christus grond van onze hoop is. Christelijke hoop is altijd en ten diepste hoop op God en zijn komst, oriëntering op het woord van God. De gelijkenis van de zaaier zegt, hoe verschillend mensen met de boodschap omgaan: sommigen nemen haar met vreugde aan, maar vallen na korte of lange tijd weer af. Anderen horen haar, laten het woord van God echter in hun zorgen of de genietingen van het leven verstikken. Slechts zij die het woord met een goed en oprecht hart horen en eraan vasthouden, kunnen vrucht dragen. Zo is het ook met de hoop.

Onze hoop heeft zijn ware grond in het woord van God en in zijn trouw aan ons. Hij heeft ons de gave van de hoop in de doop geschonken en schenkt ons haar iedere keer opnieuw in het woord van de verkondiging en in de viering van de eucharistie. In onze wereld is er uiteindelijk geen hoop, die boven ons leven uitstijgt. Daarom kunnen wij christenen slechts met de hoop leven, die ons door de doop met Christus de Gekruisigde en Opgestane verbindt. De armoede aan hoop die in onze maatschappij en ook in onze kerken op te merken valt, heeft ongetwijfeld daarmee te maken, dat we onze hoop te zeer op het aardse leven richten en de blik over de dood heen niet meer wagen. Maar christelijke hoop kijkt altijd over de dood uit naar het Rijk van God.

Wat zijn nu, zusters en broeders, de consequenties voor ons leven, voor ons engagement in onze kerken? Hier gaat het nu juist daarom, dat we ons – zoals de eerste brief aan Petrus zegt, de uitdaging stellen “bereid te zijn ieder rekenschap te geven, die naar de hoop vraagt die ons vervult.“ Het is juist de maatschappelijke situatie waarin we leven. Ze moedigt ons nu aan rekenschap van onze hoop te geven. De kerken komen steeds meer in een diasporasituatie. Het volk van God leeft meer en meer als vreemdeling in deze wereld. De aanwezigheid van mensen van andere religies in Europa betekent een enorme uitdaging voor de christelijke kerken. Maar daarmee stijgen de kansen en mogelijkheid dat we werkelijk rekenschap geven en betuigen, wat de grond van onze hoop is. Steeds meer worden we uitgedaagd het evangelie te verkondigen, tegen andere mensen over God te spreken. Daarbij hoort het dat we Jezus Christus belijden en voor hem in openbare en maatschappelijke discussies partij voor hem keizen. De rekenschap dat wij van hoop vervuld zijn, zal daarin merkbaar en werkzaam worden, dat we ons tegen alle vormen van oorlog en voor de vrede inzetten, dat we gerechtigheid zoeken, in plaats van onderdrukking. Niet alleen in bepaalde crisissituaties moet dat zo zijn, maar in de tegenwoordige tijd van sluipende uitholling van het christelijke geloof altijd. Dat wordt bedoeld in de bijbeltekst, als we horen van rekenschap en verdrukking en volharding: partij voor Jezus Christus kiezen, rekenschap geven van de grond van onze hoop, dat is waarlijk geen makkelijke zaak.

“Verdrukking werkt volharding uit,  en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is.“(Rom. 5, 3b-5)

Moge de behandeling van het thema “Hoop“ onze geest gescherpt hebben voor de eigenlijke grond van onze hoop, en mogen we gesterkt terugkeren naar onze landen om in kerk en maatschappij met standvastigheid partij voor de zaak van God en zijn Rijk te kiezen! De genade van onze Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met ons allen. Amen.

Preek gehouden op 11 augustus 2006 door bisschop Fritz-René Müller van Zwitserland tijdens de slotdienst van het 29e Internationaal Oud-Katholieken Congres te Freiburg. 

Website van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland | Bisschoppelijk bureau: Kon. Wilhelminalaan 3, 3818 HN Amersfoort | Tel. 033 - 462 08 75