Ambt ten dienste van eucharistie en gemeenschap

Een oud-katholieke reactie

Bijdrage van Mattijs Ploeger

Sinds de Nederlandse dominicanen in augustus 2007 hun brochure Kerk en ambt publiceerden, wordt de oud-katholieke kerk van Nederland telkens benaderd met de vraag: Hoe denken jullie daar nu over? Jullie zijn toch een katholieke kerk waar gehuwde mannen priester zijn, waar vrouwen priester zijn, kortom waar alles gebeurt wat Rome verboden heeft en wat Nederlandse katholieken zo graag willen? Nu de Romeinse leiding van de dominicanenorde in januari 2008 met een tegenbrochure en een zwijgplicht reageert, neemt de vraag naar een oud-katholieke reactie nog toe.

Alleen na grote aarzeling zal een oud-katholiek op die vraag ingaan. Het debat dat rond Kerk en ambt is ontstaan, heeft immers betrekking op een intern rooms-katholiek probleem. Alleen de rooms-katholieke kerk kent in onze streken de desastreuse ontkoppeling van sacramenteel ambt en functioneel leiderschap. Ik kom daar zo op terug. Een zo scherpe tweedeling is onbekend in de andere katholieke kerken (oosters-orthodox, oud-katholiek, anglicaans) en in de op oecumenische consensus gerichte protestantse kerken (luthers, methodistisch, calvinistisch). We dienen dus in de eerste plaats respect te hebben voor de interne strijd die door rooms-katholieken wordt gevoerd, zelfs wanneer wij vraagtekens hebben bij zowel de 'progressieve' als de 'conservatieve' lijn.

Wat de Nederlandse dominicanen terecht signaleren, is dat in de rooms-katholieke kerk de sacramentaliteit van het ambt bijna volledig is losgeraakt van de functionaliteit van het ambt. Doordat uitsluitend ongehuwde mannen tot het sacramentele priesterambt worden toegelaten, zijn er in onze streken veel te weinig priesters om het ambt uit te oefenen op een natuurlijke wijze, dat is: organisch ingebed in de lokale geloofsgemeenschap. Doordat daarnaast gehuwde mannen en vrouwen als pastoraal werk(st)er bijna alles 'mogen' wat functioneel gesproken bij het ambt behoort - leiding geven aan de gemeenschap, pastorale zorg verlenen, geloofsonderricht geven, voorgaan in gemeenschappelijke vieringen - heerst bij een groot aantal rooms-katholieken algemeen onbegrip ten aanzien van de 'toegevoegde waarde' van het gewijde ambt. En wat erger is: er ontstaat algemeen onbegrip ten aanzien van de centrale plaats van de eucharistie. Het lijkt er immers op dat je net zo goed een 'woord- en communiedienst' kunt houden als een eucharistieviering.

Terecht plaatst de brochure Kerk en ambt de eucharistie weer in het centrum van de lokale geloofsgemeenschap. In alle commotie rond het gewijde ambt dreigt die intentie van Kerk en ambt ondergesneeuwd te raken: het gaat erom dat de christelijke gemeente eucharistie viert. Daarmee staat Kerk en ambt midden in een katholieke en oecumenische kerkvisie. Dat het ambt dienstbaar is aan de (onder andere eucharistische) verbondenheid tussen Christus en zijn lichaam de kerk, en niet andersom, is ook in de vele boeken van de huidige paus een telkens terugkerend standpunt.

Onenigheid ontstaat pas bij de vraag wie tot dat ambt mag worden toegelaten. De oud-katholieke kerk denkt niet dat die discussie door pauselijke verboden of magisteriale zwijgplichten kan worden beslecht. Onze weg naar de openstelling van het ambt voor vrouwen was een decennialang reflectieproces, waarin op synodaal en parochieel niveau is gebeden, gedacht en gesproken (toegegeven: ook wel eens in omgekeerde volgorde). Daarbij hebben naar oud-katholiek besef de bisschoppen wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid, maar zij oefenen deze uit in wisselwerking met de hele kerk, in een soms langdurig synodaal proces.

Doordat de oud-katholieke kerk gehuwde en ongehuwde, mannelijke en vrouwelijke priesters kent, hebben het gewijde ambt en de zondagse eucharistie een organische en vanzelfsprekende plaats in ons parochiële leven. Juist doordat het ambt bij ons niet in een celibatair-mannelijk isolement verkeert, worden de waarde van het ambt en de centrale plaats van de eucharistie niet betwist. Sacramentaliteit en functionaliteit vallen samen. We vinden dus niet, zoals Kerk en ambt desnoods toestaat, dat iemand in de eucharistie mag voorgaan die niet door de bisschop is geordineerd. Daarvoor is in de katholieke kerkvisie de link met de bisschop te essentieel. Maar het dient evenmin zo te zijn dat, zoals helaas nog altijd de rooms-katholieke praktijk is, de eucharistie steeds marginaler wordt door een restrictieve ambtstoelating.

Er zijn geen steekhoudende theologische argumenten voor een uitsluitend celibatair en mannelijk priestercorps. De tragiek voor wie de rooms-katholieke kerk trouw blijft is dat het nog heel lang zal duren voor de wereldkerk dat aanvaardt. Elke poging die discussie steeds weer te openen, moet worden toegejuicht. Tot eens een bisschop de handen oplegt bij ieder die, sacramenteel èn functioneel, de gemeente voorgaat in het leven met Christus.

Dr. Mattijs Ploeger is pastoor van de oud-katholieke parochie te Haarlem en rector van het Oud-Katholiek Seminarie. 

© M.Ploeger / OKKN 2008

 

 

Website van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland | Bisschoppelijk bureau: Kon. Wilhelminalaan 3, 3818 HN Amersfoort | Tel. 033 - 462 08 75