Interview met Angela Berlis

Bron: Dagblad Trouw deVerdieping   | religie & filosofie  | 26-06-2006
  
Vrouwenwijding is niet tegen te houden door Elma Drayer

Theologe Angela Berlis werd precies tien jaar geleden als een van de eerste vrouwen in de oud-katholieke kerk tot priester gewijd. Sinds kort is ze bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. „Je moet alert zijn op de dingen die ongezien zijn gebleven.”
Ze ontvangt in de pastorie naast de oud-katholieke kathedraal van Haarlem – niet te verwarren met de rooms-katholieke, een paar kilometer verderop.
Prof. dr. Angela Berlis (München, 1962) woont er sinds haar man vorig jaar werd benoemd tot pastoor van de HH Anna en Maria-parochie. Ze prijst haar nieuwe woonplaats om de centrale ligging. Geen overbodige luxe, inderdaad. Want behalve pastoorsvrouw en moeder van twee dochters, is Angela Berlis priester, docent aan en rector van het oud-katholieke seminarie, voorzitter van het IWFT-vrouwennetwerk voor theologen, postdoc aan de Universiteit van Tilburg.
En dan werd ze recentelijk óók nog benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. De leerstoel betreft ’oude katholieke kerkstructuren, tevens inhoudende de geschiedenis en de leerstellingen van de Oud-Katholieke Kerken’. „Het heeft even geduurd”, zegt ze opgewekt, „voor ik dat uit mijn hoofd kon opzeggen.”

Voornoemd feministisch netwerk (300 leden) vierde onlangs zijn dertigste verjaardag. Het heeft nog altijd bestaansrecht, zegt Angela Berlis, en niet alleen vanwege de onderlinge contacten. Universiteiten bezuinigen volgens haar maar al te graag op vrouwenstudies, terwijl een ’genderblik’ op de werkelijkheid hoogstnoodzakelijk blijft.
Haar eigen hart ligt bij de kerkgeschiedenis. Ze wijst naar een zwartgeklede dame in de vensterbank. De pop is gehuld in de dracht van een klop, een ongetrouwde vrouw die koos voor religieus leven, maar buiten het klooster. De laatste klop van de Bisschoppelijke Cleresie (toen gangbare benaming voor de oud-katholieke kerk) stierf in 1845.
„Nee, geen klopje”, zegt Angela Berlis op licht bestraffende toon. „Deze vrouwen hebben echt niet alleen het altaar versierd. Ze gaven catechese, hadden een aandeel in de zielzorg. Vrouwen hebben door de eeuwen heen een grote bijdrage geleverd aan het kerkelijk leven. Ik vind het belangrijk dat wij bedenken dat het niet nieuw is wat wij doen. Alleen moet je dan wel zoeken in andere bronnen dan de officiële stukken. Je moet alert zijn op de dingen die ongezien zijn gebleven.”

Angela Berlis hoorde in 1996 tot de allereerste lichting oud-katholieke vrouwen die in Duitsland tot priester gewijd werd. (De eerste Nederlandse vrouw volgde drie jaar later.) De ophef in de media rond haar wijding was ’enorm’, zegt ze. „Ik weet nog dat ik mijn eerste mis opdroeg. Ik bad het eucharistisch gebed en ik dacht: dit is het. Het was een ogenblik van verbazing en geluk. Maar ik voelde me als Neil Armstrong op de maan. Voor mij was het een organische, kleine stap. Voor anderen was het een heel groot, bijzonder ding. Ik heb die eerste jaren vaak lezingen moeten houden over mijn ervaringen als vrouwelijk priester.”

Angela Berlis groeide op in een klein plaatsje nabij de Zwitserse grens. Haar moeder was rooms-katholiek, haar vader luthers. „Als jongere denk je niet in kerkstructuren. In onze streek woonden heel veel oud-katholieken, het was daar iets gewoons. Door een vriendin rolde ik in het oud-katholieke jongerenwerk. Daar gebeurden dingen die ik geweldig vond. De pastoor gaf gitaarles, hij las ’De groot-inquisiteur’ van Dostojevski met ons. En de rooms-katholieke pastoor preekte heel saai, ouderwets, terwijl de oud-katholieke ons liet meedoen aan de dienst. Dat sprak me erg aan. Alleen met kerst ging ik nog mee naar de rooms-katholieke kerk.”
Haar ouders waren ’niet erg enthousiast’ over haar oud-katholieke neigingen. „En nog minder toen ik zei dat ik ook nog theologie wilde studeren. Dat was een halfjaar voor mijn eindexamen. Ik begrijp dat nu beter. Ze waren ook gewoon bezorgd. Vrouwen hadden nog geen enkele mogelijkheid in de oud-katholieke kerk. De discussie over de ambten was net begonnen. Hoe zou ik mijn geld moeten verdienen?”
Maar ze zette door. „Op een gegeven moment draaiden ze bij. En ik dacht in mijn jeugdige onbezonnenheid: het komt vanzelf wel goed met mij.” Uiteindelijk, zegt ze, was haar moeder ’trots’ toen haar dochter gewijd werd.
Angela Berlis verzeilde in Nederland, trouwde met de Nederlandse theoloog Peter Feenstra, werkte als diaken en waarnemend pastoor in het oud-katholieke bolwerkje IJmuiden, doceerde in Bonn, promoveerde in Nijmegen.
Ze gaat nog steeds voor in diensten (’Het is belangrijk om geaard te zijn’), maar de wetenschap vergt de meeste aandacht. Op dit moment doet ze als postdoc onderzoek naar het debat rond de afschaffing van het verplichte celibaat binnen de oud-katholieke kerk. De Zwitserse oud-katholieken waren in 1876 de eersten die er een einde aan maakten. Bijna vijftig jaar later, in 1922, waren ze in Nederland zo ver.
Volgens Angela Berlis heeft de opheffing van het verplichte celibaat ’ertoe bijgedragen’ dat uiteindelijk óók het verbod op het vrouwelijk priesterschap sneuvelde. „In Duitsland hebben veel pastoorsvrouwen een rol gespeeld in het debat. En een celibatair priester moet zich afschermen tegen vrouwen. Dat zorgt voor een bepaald vrouwbeeld. Een getrouwde priester hoeft dat niet zo. Daardoor kan zijn vrouwbeeld gecorrigeerd worden.”
Maar, zegt ze, het heeft decennia geduurd voordat de getrouwde pastoor vanzelfsprekend was onder oud-katholieken. Het is volgens haar geen toeval dat er dik honderd jaar zit tussen de afschaffing van de celibaatsverplichting en de eerste vrouwelijke priester. „Je moet zo’n ontwikkeling wel de tijd gunnen. Zoiets moet kunnen zakken.”

Zou het zo óók kunnen gaan in de rooms-katholieke kerk? Kenners beweren dat de celibaatsverplichting wellicht ooit sneuvelt, maar dat de vrouwelijke priester er nimmer zal komen. Ach, zegt Angela Berlis, dat werd tot diep in de jaren tachtig ook onder oud-katholieken gezegd. „Ik denk dat vrouwenwijding niet is tegen te houden. De kerk kan de gaven van vrouwen niet missen. Altijd hoor je dat vrouwen toch ook in andere functies tot hun recht kunnen komen. Maar achter het altaar staan – dat is toch heel bijzonder. Dáár gebeurt het. Dáár kun je de eucharistie volledig waarmaken. Dáár realiseert zich de kerk. Het gaat niet om man of vrouw, het gaat om de eucharistie.”
Ja, ze kent de argumenten. De rooms-katholieke kerk beroept zich vooral op het bijbelse feit dat Jezus uitsluitend twaalf mannen als apostel heeft aangewezen. „Maar de kerk beroept zich ook op Paulus. En ook Maria Magdalena werd door de oude kerk als apostel gezien.”

Op dit moment telt de Nederlandse oud-katholieke kerk vier vrouwelijke priesters. Mannen blijven er ’voorlopig’ in de meerderheid, zegt Angela Berlis. Anders dan de rk kerk kent haar gemeenschap trouwens geen priestertekort. Nog steeds melden zich ’genoeg’ kandidaten op het seminarie.
Dat wil niet zeggen, zegt ze, dat de oud-katholieken zonder zorgen zijn. „Wij zijn met zesduizend leden een kleine kerk. Maar we mogen niet té klein worden. We denken veel na over hoe we het huidige aantal kunnen houden, misschien zelfs kunnen groeien.” Dat is nieuw, voor oud-katholieken. „Je ziet bij ons de oude schuilkerkmentaliteit: wij zijn heel bijzonder, maar dat zeggen we tegen niemand. Langzaam groeit het besef dat die houding eigenlijk niet goed is.”
De afgelopen maanden is er een ’Breed Beraad’ gehouden onder leken en geestelijken over de toekomst en de identiteit van de kerk. Op 10 juni was er een extra synode waarop de voorstellen zijn besproken. Angela Berlis: „Wij vinden dat we daar nu hard aan moeten werken. Niet zozeer om zieltjes te winnen, maar omdat het onze opdracht is de kerk niet voor onszelf te houden.”


De kerk met de verwarrende naam
De oud-katholieke kerk wil een voortzetting zijn van de christelijke kerk uit de eerste tien eeuwen. En, anders dan de naam suggereert, is zij heel wat ruimdenkender dan haar grote roomse zuster.
Dáár zijn gehuwde priesters en gewijde vrouwen op het altaar ondenkbaar. Bij de oud-katholieken zijn beide verschijnselen ruimschoots geaccepteerd. Ook een strakke hiërarchie is de oud-katholieke kerk vreemd. De verzamelde geestelijken kiezen uit hun midden zelf nieuwe bisschoppen, en ook leken hebben een stem.
De kerk ontstond in 1723, toen het kapittel van Utrecht Cornelis Steenoven tot bisschop verkoos en Rome dit niet erkende. Eind negentiende eeuw zochten Duitse en Zwitserse rooms-katholieken aansluiting bij het Nederlandse kerkgenootschap. Zij konden (onder meer) niet leven met het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid dat in 1870 was afgekondigd.
Nog altijd is de aartsbisschop van Utrecht voorzitter van de internationale oud-katholieke bisschoppenconferentie.
Het Vaticaan beschouwt de oud-katholieke kerk als een afsplitsing van de moederkerk. Zelf ziet ze dat uiteraard anders: juist zij heeft de zuivere katholieke geest weten te bewaren. De oecumenische contacten tussen beide kerken verlopen moeizamer, sinds de oud-katholieken vrouwen toelaten tot het altaar.
Met de wereldwijde anglicaanse kerk onderhoudt de oud-katholieke kerk al sinds 1931 full communion: ze erkennen elkaars ambten en sacramenten.
Afgelopen zaterdag werd het 75-jarig bestaan van deze ’Overeenkomst van Bonn’ gevierd met een oecumenische wandeling van Katwijk naar Oegstgeest, alwaar in de Groene of St. Willibrordkerk gezamenlijk de eucharistie werd gevierd.
www.okkn.nl

Website van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland | Bisschoppelijk bureau: Kon. Wilhelminalaan 3, 3818 HN Amersfoort | Tel. 033 - 462 08 75