Woensdag van de 4e week |
Ik ben het brood dat leven geeft |
U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.' Ze vroegen: 'Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?' 'Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,' antwoordde Jezus.(...) 'Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.' 'Geef ons altijd dat brood, Heer!' zeiden ze toen. 'Ik ben het brood dat leven geeft,' zei Jezus. 'Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.' |
Johannes 6,27-40 |
Een leven dat opgaat in het werken voor je brood en het voldoen aan religieuze verplichtingen wordt van een minteken voorzien. Want dan kom je als mens te weinig aan je trekken en blijf je hongerig. Hiertegenover wordt ons een andere manier van leven aangeboden. Het wordt ons door de mensenzoon gegeven; het echte brood uit de hemel wordt ons door de Vader toebedeeld. Volgens Johannes zetten zowel de Vader als Jezus zich persoonlijk voor ons in. God heeft de mensen zo lief dat hij zijn eniggeboren Zoon tot in de dood gegeven heeft en het enige dat God van ons vraagt is te geloven in hem, die hij gezonden heeft. Wanneer wij eenmaal ons eigen tekort eerlijk onder ogen hebben gezien, zijn we in staat die beslissende stap te zetten: 'Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.' Deze stap bevrijdt ons uit het isolement, waarin wij ons zelf opgesloten hebben. Het leven, dat Jezus ons als zijn gave schenkt, doet ons leven voor de ander. Hij sticht gemeenschap en maakt ons van dienaren tot vrienden.
|
God,
de armen van geest hebt u
zalig laten prijzen door Jezus,
uw lieve Zoon.
U hebt hen tot deelgenoten gemaakt
van uw rijk.
Geef ons open oren
voor de inspraak
van uw Geest, de heilige,
zodat we de toekomst
open durven houden.
Geef ons ook een open oog
voor de eenvoudige waarheid
dat wij uw kinderen zijn,
die deze wereld zien als gelovige mensen
om haar bewoonbaar te maken
en lief te hebben.
|
|
|